Sinds het licht is geworden in het heelal kunnen de melkwegstelsels worden waargenomen
Sterrenkundige Joop Schaye van de Universiteit Leiden heeft een subsidie ontvangen van anderhalf miljoen euro om een groot computerprogramma te ontwerpen. Dit computerprogramma moet een grote hoeveelheid aan bekende gegevens verwerken omtrent het heelal, evenals gegevens die nog met de MUSE (een nieuw, door Joop Schaye cs gemaakt instrument) moeten worden gegenereerd. Doel van de bewerking van deze bekende en nieuwe gegevens is om trachten inzicht te verwerven in de wijze waarop melkwegstelsels materie uit hun directe omgeving naar zich toetrekken of juist aan hun omgeving afstaan. Het is op deze wijze dat melkwegstelsels kunnen groeien of kleiner worden. In het nieuwsbericht staat verder aangegeven dat de berekeningen gaan over een stukje van het heelal in de periode vanaf enkele honderdduizenden jaren na de oerknal tot aan de dag van vandaag. Het is voor de meesten van ons niet in één keer duidelijk hoe dit onderzoek moet worden geplaatst.
Het moment dat het licht aanging in het heelal, wie trok er aan het touwtje?
Diametheus beschrijft in hoofdstukken 2 en 3 van zijn boek “Geagonia” hoe volgens de wetenschap het heelal, met daarin de melkwegstelsels, is ontstaan. Daarbij gebruikt Diametheus informatie die is verstrekt door Steven Weinberg in diens boek “The First Three Minutes” en door Fred Adams en Gregory Laughlin in hun boek “The Five Ages of the Universe”. Wel interpreteert Diametheus een aantal zaken op eigen wijze, om er één verhaal van te maken. Zo stelt Diametheus dat het de zwaartekracht is die met geweld sterrenstelsels smeedt. Over het zichtbare heelal blijken best veel zaken bekend te zijn. Zo is berekend dat het zichtbare heelal 13,7 miljard jaar geleden ontstaan is. Op welke wijze dat is gebeurd, is nog onderwerp van discussie. Diametheus beschrijft in zijn boek “Geagonia” hoe een nagenoeg egale wolk van elementaire deeltjes ontstond vanuit het allereerste deeltje ooit, het door Diametheus gehypothetiseerde oerdeeltje “Singlion”. Vast staat dat sinds 13,7 miljard jaar geleden er miljarden melkwegstelsels zijn gekomen, alle ontstaan vanuit die oorspronkelijke wolk van elementaire deeltjes. Op het moment van het uiteen vallen van het hypothetisch oerdeeltje, ontstaat de tijdruimte met daarin alle elementaire deeltjes. De doorsnede van dit zojuist uiteengevallen oerdeeltje zou volgens Diametheus’ hypothese 10e-95 meter zijn (dit is een tienduizendste maal een miljardste, maal een miljardste, maal een miljardste, maal een miljardste, maal een miljardste, maal een miljardste, maal een miljardste, maal een miljardste, maal een miljardste, maal een miljardste meter klein, onvoorstelbaar klein dus), en de temperatuur niet minder dan 2,3 maal 10e+94 graden Celsius heet (dus niet-voorstelbaar heet). Op dit moment bevinden alle elementaire deeltjes zich nog in een stadium van straling. Vanaf moment van uiteenvallen van het oerdeeltje echter, dijt het heelal uit. Daarbij neemt de temperatuur sterk af. Vierhonderdduizend jaar na het uiteenvallen van het oerdeeltje is de temperatuur in het heelal gedaald tot 3000 Kelvin (dit is een manier om de temperatuur aan te duiden, zie Kelvin). Bij deze relatief lage temperatuur kunnen de negatief geladen elektronen niet meer vrijelijk rondvliegen, maar worden zo langzaam dat ze worden aangetrokken door de positief geladen atoomkernen van waterstof, deuterium, tritium en helium. Toen de elektronen nog wel vrij rondvlogen, verhinderden zij fotonen, die de dragers zijn van het licht, om vrij rond te vliegen. Maar nu de elektronen bij 3000 Kelvin, dus vierhonderdduizend jaar na het uiteenvallen van Diametheus’ oerdeeltje Singlion, door de atoomkernen worden ingevangen zijn het juist de fotonen die de vrijheid krijgen. Het is alsof op dit moment het licht aangaat in het heelal, alsof iemand aan het touwtje trekt. Het is dan ook dat we pas vanaf dit moment het heelal in kunnen kijken. Daarom begint de studie van Joop Schaye vanaf dit moment. En zo stelt het boek “Geagonia” van Diametheus de lezer in staat om zelfs moeilijke onderwerpen als het vroege heelal te begrijpen, en om in te zien dat die anderhalf miljoen euro goed zijn besteed. Dit onderzoek zal het inzicht van de mens in de eigen ontstaansgeschiedenis vergroten, daarmee het adagio van Socrates mede bestendigende: inzicht is de enige goede kennis. Diametheus vult dit adagio van Socrates aan door te stellen dat inzicht slechts mogelijk is door feitenkennis. Het onderzoek door de groep van Joop Schaye kan onze feitenkennis op onderhavig gebied vergroten. Diametheus kijkt dan ook met spanning uit naar de resultaten van dit onderzoek.