Democratie vindt haar oorsprong in het oude Griekenland. Een zekere Clisthenes schakelde rond 500 v.C. de oude elite in Athene uit en voerde nieuwe wetten in. Deze hielden in dat alle volwassen, vrije mannen, of zij nu van adel waren of niet, en die burger waren van de stad Athene mochten stemmen over belangrijke zaken die de stad aangingen. Bovendien werd het schervengerecht ingesteld. Dit houdt in dat deze vrije mannen van Athene mochten besluiten om iemand tijdelijk uit de stad te verbannen indien deze persoon te veel macht naar zich toe dreigde te halen. Tegenover dit stemrecht echter stond de verplichting dat er moest worden meegevochten in geval van oorlog, waarbij de vrije mannen zelf voor hun wapens moesten zorgen. Zo waren er de licht bewapende en zeer beweeglijke peltasten en de zwaar bewapende hoplieten. En in die tijden werden er nogal wat oorlogen gevoerd. Sinds Clisthenes hebben hoplieten en peltasten de democratie beschermd. Bekende hoplieten zijn Socrates de filosoof, Leonidas, koning van Sparta, en Xenophon, de geschiedschrijver.
Behoud van democratie en vrijheid van meningsuiting
Hoewel onbekend en niet van adel, is Diametheus wel een vrij man met een neiging tot overdenken. Ook hij stelt zich op de barricaden voor behoud van democratie en vrijheid van meningsuiting. Om hier uitdrukking aan te geven doet hij een wapenrusting aan van een hopliet: een helm met fiere pluim, een mooi rond schild en scheenplaten. Ook draagt hij een lans. Hij laat niet alle wapens zien, want achter het schild draagt hij, niet voor een kleintje vervaard, nog een beschermend borstharnas en een zwaard. Op dezelfde wijze als de eerste democratische ogen ooit, kijkt Diametheus onder de rand van de helm langs, beducht maar zelfverzekerd.