Bewustzijn is volgens van Dale het vermogen tot besef, tot weten en erkennen van het bestaan van zichzelf en van de wereld. Terwijl “besef” bij meerdere bronnen weer als “bewustzijn” wordt omschreven. Het heen en weer gebruiken van synoniemen leidt niet tot een definitie. Met andere woorden, er is geen exacte definitie van “bewustzijn”. Kán “bewustzijn” wel exact worden gedefinieerd?
Een clou kan worden gevonden in het tijdschrift Journal of Neuroscience van 7 juli 2010. Daarin staat een tijdloos artikel dat handelt over “bewustzijn”. In het artikel wordt beschreven hoe enkele vrijwilligers zich laten behandelen met een veel gebruikt medicijn, propofol, om de effecten daarvan te meten op het bewustzijn. Propofol wordt zeer frequent gebruikt om mensen in slaap te brengen voor chirurgische ingrepen. Uit metingen met Magnetische Resonantie Imaging (MRI) blijkt dat door het gebruik van propofol de verbindingen in de hersenen tussen de thalamus (in de hersenstam) en de basale knoop (net buiten de hersenstam, maar wel midden in de hersenen) worden stilgelegd en dat de celactiviteit binnenin de basale knoop beduidend afneemt. Hierdoor kunnen ook geen signalen meer worden doorgegeven vanuit de thalamus via de basale knoop naar de cortex, de buitenste laag van de hersenen, de plaats waar de bewuste gedachten plaatsvinden. Omdat zonder blijvende input vanuit de hersenstam en met name de thalamus zich geen bewuste gedachten kunnen ontwikkelen, heeft het uitvallen van die verbindingen als gevolg dat men het bewustzijn verliest. Bewustzijn heeft dus een duidelijke plaats in de hersenen. Maar het heeft daarmee nog geen definitie.
Definitie van bewustzijn
De clou tot het vinden van een definitie voor “bewustzijn” bestaat er volgens Diametheus uit dat begrippen als “bewustzijn” moeten worden benaderd vanuit de anatomie en het functioneren van de hersenen. Hiertoe is wel enige kennis nodig van de hersenstructuren, want hersenstructuren bij zoogdieren, zoals de mens, zijn tamelijk ingewikkeld. Daarom legt Diametheus in hoofdstuk 7 van zijn boek Geagonia stap voor stap uit hoe bij de gewervelde dieren al naar gelang de evolutie vordert, de hersenstructuren van zeer eenvoudig (lancetvisje) steeds ingewikkelder (krokodillen) worden, tot zij het stadium hebben bereikt van de hersenen van leeuwen en mensen. Dankzij deze stapsgewijze aanpak door Diametheus wordt duidelijk hoe de hersenen zijn opgebouwd. Uitgaande van de wijze van functioneren van de hersenen legt Diametheus uit hoe in de evolutie van de gewervelde dieren emotie ontstaat vanuit de aanzet in de hersenstam tot reflexmatig bewegen. Diametheus geeft een functioneel hersenmodel volgens hetwelk vanuit emotie ook bewustzijn kan worden verklaard en gedefinieerd, namelijk als zijnde het waarnemen, vanuit de hogere hersendelen, van neurale activiteit in de hersenstam. Ook geeft Diametheus aan hoe het bewustzijn groeit met het voortschrijden van de evolutie van de gewervelde dieren. En zelfs geeft Diametheus heel duidelijk aan wat het zelfbewustzijn inhoudt bovenop het gewone bewustzijn.
Functioneel hersenmodel
Zonder dat men terug hoeft te grijpen op vage begrippen die op meerdere manieren zijn te interpreteren en nooit tot iets concreets kunnen leiden, vormt het functioneel hersenmodel van Diametheus een handvat om heel concrete definities te geven van wat reflexen zijn en van wat emoties, bewustzijn en zelfbewustzijn zijn. De uiteindelijke conclusie is duidelijk, de psyche is fysiek, het bewustzijn is grijpbaar.